Beroerde bakker

Dit is geen recensie van een lokale bakker die zijn vak niet verstaat, maar ik biecht hier zelf iets op: ik ben een beroerde bakker. Terwijl heel Holland bakt, bak ik er maar weinig van. Niet veel, en niet vaak. Ik heb er de feeling niet voor, en soms ook het geduld niet.

Sommige mensen maken fantastische taartjes of versieren prachtige koekjes. Ik vind een zandkoekje al veel werk: mengen, kneden, rollen, rusten, snijden, bakken. En vooral dat rusten, dat vind ik lastig. Niet alleen moet ik dan op dat moment tijd (en zin) hebben om iets te bakken, maar ook een paar uur later, of de volgende dag. En ik ben geen precisiekoker, en dat kun je met bakken al helemaal niet gebruiken. Daar doe je alles met een reden, en moeten maten, verhoudingen en tijden allemaal met elkaar kloppen. Anders werkt de chemie van het bakken niet.

Kleine succesjes

Zaanse Schoen (foto credits: Brouwerij Hoop)Toch, zo af en toe bak ik iets, en dan lukt het. Zo maakte ik laatst een bananenbrood – op basis van een aantal recepten en wat eigen inbreng – en die was zowaar nagenoeg perfect. Tja, en dan moet je het opschrijven, en hopen dat je niks vergeet. Met dàt recept vervolgens nog een keer gemaakt: niet helemaal hetzelfde resultaat. Maar toch, dichtbij genoeg om gewoon de bananen de schuld te geven… Maar dit is dan wel een zeldzaam geval.

Meestal lukt het allemaal niet zo. Zoals voor de Sinterklaas. Ik had een mooie flesje  ‘Zaanse Schoen’ gekregen van Brouwerij Hoop uit Zaandam. Zij hadden het bier gebrouwen vanwege de ‘Nationale Intocht’ van Sinterklaas aldaar. Het is een chocolate porter met chocolade uit, hoe kan het anders, Zaandam.

Ik wilde wel eens weten of er met dit bier een goede combinatie met Sint-snoepgoed mogelijk zou zijn. Ook meteen een leuk artikel voor deze site, maar dan kun je eigenlijk niet anders dan het ook allemaal zelf te gaan maken. Als ik toen wist wat ik nu weet, dan had dit artikel er heel anders uitgezien.

Ideeën

Het begint natuurlijk allemaal met wat inspiratie. Al snel besloot ik om geen schuimpjes of marsepein te gaan maken. Schuimpjes vind ik meestal te zoet, en marsepein is hartstikke lekker, maar ja, het moet er dan ook wel leuk uitzien. Ik heb nul teken- en schildertalent, dus die viel ook af. Bleven over de ouderwetse pepernoten, taai taai, kruidnoten en speculaas.

Ik trok alle kookboeken uit de kast waar een passend recept in zou kunnen staan. Ik had gelukkig genoeg kookboeken, dus daar lag het niet aan. Meteen viel me op dat de meeste recepten van elkaar verschillen: in ingrediënten, in methodes, in baktijden en temperaturen. Er waren wel een paar overeenkomsten natuurlijk, maar de verschillen waren niet mis. Heel verrassend is dat nu ook weer niet: de ene kruidnoot uit de supermarkt is de andere niet.

Keuzes

Uiteindelijk koos ik dan maar gewoon een paar kookboeken die me wel betrouwbaar leken. Het kookboek voor de speculaasbrokken komt bij mijn moeder vandaan. Die maakte ooit eens heel erg lekkere, en ik hoop dat ze dit boek gebruikte. Uit een ander kookboek een recept voor speculaasjes. Dit recept was een beetje anders, dus dan zou het misschien ook wel andere speculaas opleveren. Er stond ‘Speculaasjes’ boven. Dat ook. Het recept voor pepernoten, met honing en anijs, zag er betrouwbaar uit. En omdat het niet met speculaaskruiden was, moest dit wel iets anders opleveren dan een kruidnoot. Tijdens het zoeken naar recepten kwam ik ook nog borstplaat tegen. Dat leek me ook wel leuk om te maken, dus dat kwam als vierde op de lijst.

Van start

Het recept voor de ouderwetse pepernoten leek me het simpelst. Ik las dat ik honing moest verwarmen tot 90 graden en dan de rest van de ingrediënten er bij moest doen. Even kneden, een dag laten rusten op het aanrecht. Zo gezegd, zo gedaan.

Meteen door met het deeg voor de speculaasbrokken. Alle ingrediënten in de keukenmachine en even goed laten draaien tot het deeg wat samenhangend wordt. Deeg uit de kom gehaald, even doorgekneed en in folie gedaan. Die mag rusten in de koelkast. Hoppa, turbo.

Gas op de plank: verder met het deeg voor de speculaasjes. Ik heb die speculaasplank niet voor niets gekocht. De bereidingswijze is eigenlijk hetzelfde, alleen de verhoudingen van de ingrediënten zijn dus anders. Weer gaan alle ingrediënten in de machine, machine aan en draaien maar…

En draaien maar. En draaien maar. Maar hoe lang ik ook draai – het wordt geen deeg zoals de eerste keer. Het is veel te droog. Het pakt niet en het plakt niet. Wat nu? Ik doe er nog wat melk bij. Geen resultaat. Dan nog maar eens een flinke klont boter. Ah, dat gaat beter. Maar ja, wat voor deeg ik nu precies heb weet ik ook niet. Nou ja, het is in ieder geval deeg, het wordt even afwachten. Ik leg hem naast de andere bol in de koelkast. Gemarkeerd, anders hou ik ze niet uit elkaar.

Bakdag (1)

De volgende dag was het bakdag. Het speculaasdeeg was nog veel te hard, dus ik begin met de Oudhollandsche pepernoten. Maar dit was geen deeg voor de pepernoten. Het was onsamenhangend en korrelig met veel suikerkristallen. Dat kon niet goed zijn. Ik controleer het recept. Ik heb het bakpoeder en anijspoeder met de bloem en suiker bij de honing gedaan. Dat had niet gemoeten: eerst alleen de suiker en meel – oh wacht, roggebloem. Ja, dat is wel wat anders. Ik pak er voor de zekerheid ook nog een ander boek bij. Aha – de suiker oplossen in de honing en dan de rest er pas bij doen. Dat is een essentieel verschil.

Oudhollandsche Pepernoten – poging 1

Ik ga toch stug door met de balletjes draaien, voor zover dat gaat, en doe ze in de oven. Na 20 minuten haal ik ze er uit. Ik zie nauwelijks verschil tussen voor en na de oven. Ik laat ze afkoelen. Ze smaken naar anijs, maar de structuur is niet goed.

Redelijk gelukt – brokken speculaas

Het speculaasdeeg is inmiddels hanteerbaar. Ik rol het uit tot dikke plakken en leg het op de bakplaat in de oven. Eindresultaat: speculaas. Misschien niet overal even knapperig, ook niet na afkoelen. Dus toch ook weer niet helemaal goed. Vergeleken met die pepernoten echter een groot succes. Ik vind het mooi geweest, tijd om een klein succes te vieren met een lekker drankje. Morgen weer een dag.

Opnieuw

Het debacle met de pepernoten zit me niet lekker. Ik heb nog honing, ik heb nog roggemeel, en ik heb nog basterdsuiker. Ik probeer het gewoon opnieuw. Eerst de honing verwarmd, toen de suiker opgelost en toen de rest van de spullen er weer bij. Ai. Dat was fout, herinner ik me nu, dat had ook apart gemoeten. Maar ja, ik had de meel en overige ingrediënten in dezelfde bak al afgewogen en gemengd. En ik moest eigenlijk bloem hebben en niet meel, dus misschien had ik het beter met tarwebloem kunnen proberen. Jammer, te laat. Maar dit is dus waarom ik een beroerde bakker ben; ik wil te snel. Het deeg laat zich wel beter kneden, dus ik ben hoopvol voor een beter resultaat. Ik zet het deeg weg tot de volgende dag.

Bakdag (2)

Tijd voor de speculaasjes. Ik hoop dat het deeg goed genoeg is. Het is al wat te zacht. Ik leg het weer even in de koelkast. Als ik het er na een tijdje uithaal, lijkt het handelbaar. Ik bestrooi mijn speculaasplank met bloem en vul de vormpjes met deeg. Met een mes snij ik het overtollige deeg er af. Dat is de bedoeling, maar geen succes – het deeg uit de vorm komt ook mee. Ik probeer van alles, maar als ik na 20 minuten prutsen 5 speculaasjes heb geef ik het op. Het deeg begint al weer te zacht te worden, en ik denk niet dat ik nog iets normaal uit de vorm krijg. Dan heb ik er geen zin meer in.

Dunne speculaasplakken. Zo’n plank, het lukt me niet…

Speculaasjes zijn niet aan mij besteed – om te maken dan – en ik rol het deeg dan maar gewoon dun uit. Dan maar dunne, wilde plakken speculaas. De plakken gaan met moeite op de bakplaten, en het worden er ook steeds meer, want het breekt aan alle kanten. Ik doe de bakplaten nog maar even in de koelkast, want het deeg is echt zacht nu. Ik bak de speculaas volgens het speculaasjesrecept (want het is wel dun nu). Het resultaat is maar zo-zo: ook na afkoelen blijft het breekbaar en wat slap.

Oh ja, weer die pepernoten

Tijd voor poging twee met de pepernoten. Het deeg is inderdaad wel wat zachter, maar het is nog steeds een hels karwei om de balletjes te draaien. Het geeft niet heel veel vertrouwen, en veel zin om dit ooit nog eens te maken heb ik niet. Ik doe ze in de oven, en na het bakken zie ik dat ze in ieder geval gerezen zijn. Hoera! Ja, kleine successen leer je dan wel vieren. Er valt verder nog niet veel met de dingen te doen, want ze zijn loeiheet.

Borstplaat, in drievoud

Ik ga me maar eens met de borstplaat bezighouden. Ik begin met de gewone, witte. De maker van het recept vindt dat er kleingesneden bigarreaux (gekonfijte kersen) in moeten. Ik heb dat niet eerder gezien, maar aangezien ik die toevallig toch nog heb liggen kunnen ze er makkelijk bij. Het plakt als een malle, dus fijnsnijden is lastig.

Nummer 1

Suiker in de pan, room en melk erbij pan op het vuur en roeren maar. Tot de laatste druppel als een draad van de lepel af loopt. Of tot het mengsel exact 115 graden is, zoals een ander recept voorschrijft. Ik weet dat suiker zich anders gaat gedragen naar gelang de temperatuur, dus ik test af en toe de temperatuur, tot die de 115 graden is bereikt. Er loopt niets in een dunne draad van de lepel af. Nog maar even wat langer doen dan, maar ik zie geen verschil.

Poging 1: gewone borstplaat met bigareaux, gekonfijte kersen dus.

Na een paar minuten besluit ik om het niet nog langer te koken en haal de pan van het vuur. Ik doe de kersen er bij en sla aan het roeren. Tot het dik wordt, zegt het ene recept, terwijl een ander recept het heeft over ‘als de lepel een krassend geluid maakt’. Ik hoor wel iets krassen, maar ik vind het allemaal nog niet dik. Ik roer nog even lekker door. Uiteindelijk wordt het wel dikker en giet ik het in een bakvorm – ik heb geen speciale borstplaatvormpjes. En ja hoor, ik heb te lang gewacht heb. Het komt nauwelijks nog uit de pan, en als het uit de pan is wordt het zo snel hard dat het geen mooie gladde laag vormt. Matig succes, over smaak valt nog niet te zeggen. ’t Spul is nog bloedjeheet.

Nummer 2
Met (koffie)stippen op nummer twee: borstplaat met niet opgeloste oploskoffie.

Ik laat me niet uit het veld slaan. Als ik wat beter oplet, wordt het misschien nog wel wat. Ik ga er eentje met koffie maken. Ik heb nog oploskoffie staan, en die mag ook wel eens op. Suiker, room, melk, beetje doorroeren en dan aan de kook brengen. Maar ik roer niet meer de hele tijd. Ik meet af en toe de temperatuur, en als die een beetje lijkt te blijven hangen roer ik weer nog even. Dit lijkt de temperatuur verder omhoog te helpen (geen wetenschappelijk bewijs beschikbaar). In vier stappen haal ik de 115 graden, ik ga er zelfs iets overheen. Als ik de oploskoffie er bij doe kom ik er achter dat dat niet werkt. De koffie lost niet goed op. Ik blijf achter met lichtbruine borstplaat met bruine stippen, van de koffie die niet opgelost is.

De Finale
Winner, winner, chocolade borstplaatwinner.

Laatste poging: chocoladeborstplaat. In het recept zie ik dat ik de suiker en de cacao droog moet mengen. Dat was misschien ook wel een goeie geweest voor bij de koffievariant. Ik gebruik dezelfde methode als bij de koffievariant. Nu haal ik vlak onder de 115 graden de pan van het vuur en roer me een half ongeluk om het af te koelen. Zodra ik wat krasserigs hoor giet ik de borstplaat soepeltjes uit de pan in een vorm. Dat ziet er een stuk beter uit!

Het resultaat
Oudhollandsche Pepernoten, poging twee. Of: hiermee hadden we de 80-jarige oorlog snel mee gewonnen.

De Oudhollandsche pepernoten zijn inmiddels wel afgekoeld. Het lijken wel kiezelstenen.

Het borstplaatresultaat is als verwacht: de witte met bigarreaux is te korrelig. De variant met koffie is te bitter als je net een stukje oploskoffie hebt en de chocola is een succes. Als je van pure chocola houdt.

Ok, toch nog een klein succesje met bakken. Oh wacht, suiker koken is geen bakken. Die mag ik niet meerekenen. En omdat de dikke speculaas niet helemaal perfect is geef ik daar geen volle punt voor. Blijft een bakscore over van 0,9 uit vier. Ik blijf dus een beroerde bakker. Maar ik geef niet op.